Examples of using "позвонили" in a sentence and their dutch translations:
Tom kreeg een telefoontje van het ziekenhuis.
Ze belden.
- Waarom hebt u niet gebeld?
- Waarom hebben jullie niet gebeld?
Waarom heb je niet gebeld?
- Zeg hen mij te bellen voordat ze vertrekken.
- Laat ze me bellen voordat ze vertrekken.
Dank voor het telefoontje.
Zij belden me.
Bedankt voor het bellen.
De deurbel ging.
Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?
Waarom belde je me niet afgelopen nacht?
Ik lag in bed toen je belde.
- Heb je haar al gebeld?
- Hebben jullie haar al gebeld?
Ik had nog niet opgehangen of de telefoon ging alweer over.
Waarom belde je me?