Examples of using "друг…" in a sentence and their dutch translations:
Een vriend van een vriend is ook een vriend.
Bob is mijn vriend.
- Tom is mijn vriend.
- Tom is een vriend van mij.
Je vriend is moe.
Waar is jouw vriend?
Je vriend is hier.
Hij is mijn vriend.
- Je bent Toms vriend.
- Je bent een vriend van Tom.
Tom is onze vriend.
Tom is je vriend.
- Ben ik jouw vriend?
- Ben ik uw vriend?
- Ben ik jullie vriend?
- Hij is haar vriend.
- Hij is zijn vriend.
Zijn vriend is een idioot.
Bedankt, vriend!
Allemans vriend is niemands vriend.
Hij is een oude vriend van mij.
Een vijand van een vijand is een vriend.
Ze hielpen elkaar.
Ze glimlachten naar elkaar.
Tom is niet mijn vriend.
Hij is haar vriend.
Hij is mijn vriend.
- Dit is mijn vriend.
- Dat is mijn vriendin.
Ik ben een vriend van Roberto.
- Je bent een geweldige vriendin!
- Je bent een geweldige vriend.
Mijn vriend is hier.
Je vriend is hier.
Tom is mijn vriend.
De vijand van een vijand is een vriend.
- Ik ben een vriend van Roberto.
- Ik ben een vriend van Robert.
Je bent mijn vriend.
Hij is de vriend van een vriend.
Tom is je vriend.
Tom heeft een vriend nodig.
Ik heb een vriend nodig.
Robin is een vriend van Batman.
Mijn lieve vriend!
Hij is zijn vriend.
Hallo, mijn vriend!
Tom is Mary's vriend.
Wiens vriend is hij?
Je bent een slechte vriend.
Zijn vriend is een idioot.
Vergeeft elkander!
Ik ben je vriend.
Ik ben een vriend van Maria.
Zij keken naar elkaar.
Je vriend is hier.
Tom is een goede vriend.
- Ik ben je vriend.
- Ik ben uw vriend.
- Ik ben jullie vriend.
Een goeie vriend is de mooiste schat.
Waar is jullie vriendin?
Ze verstaan elkaar.
Houdt je vriend van thee?
Allemans vriend is niemands vriend.
Spreekt uw vriend Esperanto?
Je verklaringen spreken elkaar tegen.
- Ge zijt mijn vriend niet meer.
- Je bent mijn vriend niet meer.
- U bent mijn vriend niet meer.
We moeten elkaar respecteren.
En die stomme vriend van je
De hond is de beste vriend van de mens.
Bill is mijn beste vriend.
Deze broers haten elkaar.
Hij is mijn beste vriend.
Gin is mijn vriend niet.
Hij is een vriend van mijn broer.
Ze passen bij elkaar.
Hallo, vriend!
Ze hielpen elkaar.
In nood leert men zijn vrienden kennen.