Examples of using "Vírus" in a sentence and their dutch translations:
Het moet een virus zijn.
Het is waarschijnlijk een virus.
Zou het een virus kunnen zijn?
Het is geen virus.
Mijn antivirus heeft een virus doorgelaten.
Het coronavirus is een dodelijk virus.
En niemand heeft er dus immuniteit voor.
En dat zorgt ervoor dat het virus zich minder makkelijk verspreid.
Verwar een virus niet met een bacterie.
Virussen zijn veel kleiner dan bacteriën.
Geen enkel menselijk imuunsysteem heeft dit virus ooit gezien.
COVID-19 is de ziekte die wordt veroorzaakt door het coronavirus.
...omdat het ziekteverspreiding tegengaat en levens kan redden.
Zo ziet een virus eruit, zoals het coronavirus er uit ziet
Ik denk dat het veel lijkt op het normale griepvirus.
Dus hoe meer mensen die immuun zijn, hoe meer we mensen kunnen beschermen die vatbaarder zijn voor het virus.
Het virus is er nog steeds en kan u en anderen ziek maken.
We moeten voorzichtig zijn, want vleermuizen kunnen dodelijke virussen overbrengen met één beet.