Examples of using "Turista" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben toerist.
Ik ben toerist.
Ik ben toerist.
Ik ben ook een toerist.
“Je lijkt wel een toerist”. “Maar ik ben een toerist!”
Ik ben geen toerist.
Ik heb een toeristenvisum.
Tom ziet er als een typische Amerikaanse toerist uit.