Examples of using "Decidir" in a sentence and their dutch translations:
We moeten opschieten en besluiten.
Laten we beslissen en in beweging blijven.
We moeten snel een beslissing nemen.
Tijd voor een beslissing.
Snel beslissen. Kom op.
Je moet gewoon beslissen.
- Ik laat het aan jou.
- Ik laat jou de keuze.
We vinden het moeilijk om te beslissen welke te kopen.
Tom zal beslissen.
Ik vind dat we dat samen zouden moeten beslissen.
Wij zullen Tom en Maria laten beslissen.
Het vliegveld. Misschien moet je het opnieuw proberen.
Het is aan jou. Maar schiet op en besluit.
Het is aan jou om te besluiten wat te doen.
We moeten hoe dan ook een beslissing nemen. Wat wordt het?
Zit niet maar achter je pc, je moet een beslissing nemen.
Je moet besluiten wat voor persoon je wilt zijn.
- Jij beslist of we daarheen gaan of niet.
- Jij beslist of we er wel of niet naartoe gaan.
Maar hoe ga je beslissen wat belangrijk is en wat niet?
En we kunnen alle kanten op... ...maar we moeten besluiten welke kant we op gaan.
De keus is aan jou. Ik doe wat jij wilt. Neem een besluit. Dana wacht op ons.
Het is moeilijk te zeggen wat goed is en wat niet, maar toch moet het.
Toen de twee meisjes aan John hun gevoelens kenbaar maakten, wist hij niet met welk meisje hij moest meegaan.
Het verschil tussen de verklaringen van de twee bij het ongeluk betrokken partijen was zo groot dat de autoriteiten het moeilijk vonden om te bepalen welke partij de waarheid vertelde.
Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.