Examples of using "Comprando" in a sentence and their dutch translations:
Wie koopt er?
Ze koopt brood.
Tom koopt brood.
Ik koop fruit en chocolade.
Hoeveel bloemen koop je?
Hij is dit boek aan het kopen.
Zij kopen brood.
Hij koopt een oude hoed.
Ze kopen groenten in de supermarkt.
Tom koopt brood.
- Ik ben aan het kopen.
- Ik ben bezig met aankopen.
- Ik ben boodschappen aan het doen.
Ik koop brood.
Wij kopen brood.
Ze is een taart aan het kopen in de bakkerij.
Ze koopt een stuk speelgoed voor haar kind.
Ik koop briefpapier, postzegels en papieren zakdoekjes.
Ik koop briefpapier, postzegels en papieren zakdoekjes.
De jongen koopt een hond.