Examples of using "átomos" in a sentence and their dutch translations:
Atomen vormen moleculen.
Een molecuul bestaat uit atomen.
In alles zijn er atomen.
Hoeveel koolstofatomen heeft methaan?
Atomen zijn niet zichtbaar voor het blote oog.
Een watermolecule bestaat uit één zuurstofatoom en twee waterstofatomen.