Examples of using "Sprzedaje" in a sentence and their dutch translations:
Hij verkoopt fruit.
Hij verkoopt auto's.
- Ze verkoopt groente.
- Ze verkoopt groentes.
- Ze verkoopt groenten.
Zij verkoopt bloemen.
Hij verkoopt drankjes.
Tom verkoopt koffie.
Zij verkoopt fruit.
Ze verkoopt een oude hoed.
Deze winkel verkoopt kranten en tijdschriften.
Verkoopt u wekkers?
- Deze supermarkt verkoopt alleen biologisch eten.
- Deze winkel verkoopt alleen biologische levensmiddelen.