Examples of using "Piję" in a sentence and their dutch translations:
Ik drink.
Ik drink melk.
Ik drink koffie.
Ik zuip niet.
Ik drink bier.
- Ik drink water.
- Ik drink het water.
- Ik drink sap.
- Ik ben sap aan het drinken.
Ik drink geen wijn.
Ik drink geen bier.
Ik drink nooit.
Ik drink geen koffie.
Ik drink geen wodka!
Ik drink niets.
Ik drink ook thee.
Op dit moment ben ik een biertje aan het drinken.
Ik drink vaak thee.
Ik drink zelden bier.
Ik drink niet veel wijn.
Ik drink water in de keuken.
Ik drink niet veel bier.
's Morgens drink ik altijd een kop koffie.
Ik rook noch drink.
Ik drink 's morgens altijd twee kopjes koffie.
Ik drink geen water.
Ik drink 's morgens altijd twee kopjes koffie.
Ik drink niet zoveel dat ik dronken word.
Ik rook noch drink.
Ik drink nooit thee met citroen.