Examples of using "Moi" in a sentence and their dutch translations:
Mijn ouders waren woedend.
Mijn ouders zijn dood.
Mijn ouders zijn oud.
Dat zijn mijn klasgenoten.
Mijn ouders komen uit China.
Mijn ouders verstaan mij niet.
Mijn ouders wonen op het platteland.
Allebei mijn broers zijn getrouwd.
Mijn ouders zijn in Australië.
Mijn ouders waren geabonneerd op twee kranten.
Al mijn vrienden houden van voetbal.
Al mijn vrienden houden van computerspelletjes.
Mijn ouders bellen me iedere dag op.
Mijn zoontjes zijn vandaag drie jaar en vijf maanden
Ik woon in de stad maar mijn ouders hebben op het platteland gewoond.
Maar, mijn beste vrienden van VISUALPOLITIK, niet alles in het leven draait om economie.
Mijn vrienden zeggen altijd dat ik te rustig ben, maar mijn familie zegt altijd dat ik te vervelend ben.