Examples of using "Mieszkają" in a sentence and their dutch translations:
Zij wonen in de Verenigde Staten.
Ze wonen in Belfast.
Waar wonen je ouders?
Openbare universiteiten leven van de staat.
Waar wonen Mary en Tom?
Mijn ouders wonen op het platteland.
Zij wonen in Helsinki, Finland.
In Wit-Rusland wonen aanhangers van verschillende religies.
Ik heb twee vrienden die in Duitsland wonen.
Zij zijn niet de enige dreiging. Hier wonen ook zeeleeuwen.