Examples of using "Nonno" in a sentence and their dutch translations:
- Hoi, opa.
- Hallo, opa.
Doe de groeten aan opa.
Mijn grootvader staat vroeg op.
Mijn grootvader werd in 1920 geboren.
Tom is mijn grootvader.
Mijn oma is honderd geworden.
Opa spreekt heel traag.
Ik heb opa deze brief gestuurd.
- Hoe oud is je opa?
- Hoe oud is je grootvader?
Mijn grootvader was molenaar.
Mijn opa was boer.
Mijn grootvader staat vroeg op.
- Mijn grootvader lijdt aan hypertensie.
- Mijn grootvader heeft last van hoge bloeddruk.
Mijn grootvader is schrijnwerker.
- Mijn grootvader is schrijnwerker.
- Mijn grootvader is timmerman.
- Heb je opa's rolstoel gezien?
- Hebben jullie opa's rolstoel gezien?
Mijn grootvader is overleden in de Tweede Wereldoorlog.
- Mijn grootvader stierf vijf jaar geleden.
- Mijn oap stierf vijf jaar geleden.
De jongen spreekt met zijn grootvader.
Ze werd opgevoed door haar grootmoeder.
Opa doet een dutje op de canapé.
- Mijn grootvader heeft mij iets gegeven voor mijn verjaardag.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeautje.
Mijn grootvader zit altijd in deze stoel.
Mijn grootvader stierf kort na mijn geboorte.
Het portret van mijn grootvader hangt aan de muur.
Zijn grootvader stierf een jaar geleden aan kanker.
Mijn grootvader heeft sneeuwwit haar.
Mijn grootvader was soldaat tijdens de oorlog.
- Opa is met pensioen gegaan omdat hij oud aan het worden is.
- Grootvader is met pensioen gegaan omdat hij oud wordt.
Mijn grootvader had een brailleboek over Esperanto en Ido.
Mijn opa is meer dan tachtig jaar oud, maar hij is een goede loper.
De ouders van mijn ouders zijn mijn grootouders.
Veel mensen van de generatie van mijn grootvader zijn opgegroeid in de boerderij.