Examples of using "Parla" in a sentence and their dutch translations:
Hij spreekt Chinees.
Hij spreekt Russisch.
Hij spreekt snel.
- Hij spreekt goed.
- Hij praat goed.
Hij spreekt Engels.
Hij spreekt Italiaans.
Ze praat te veel.
Spreekt ze Engels?
Ze spreekt Duits.
Hij spreekt Portugees.
Hij praat te veel.
Ze praat veel.
Spreekt hij Engels?
Hij spreekt Frans.
Hij praat veel.
Spreek!
Jullie spreken.
Hij spreekt heel snel.
Hij spreekt vloeiend Engels.
Hallo. Hier spreekt Ogawa.
Ze spreekt altijd Engels.
Ze spreekt goed Engels.
Hij spreekt te snel.
Zij spreekt Russisch.
Hij praat in zijn slaap.
- Ze spreekt geen Engels.
- Zij spreekt geen Engels.
- Ze spreekt eerder snel.
- Ze spreekt behoorlijk snel.
Hij spreekt 10 talen.
Hij spreekt vier talen.
Spreekt ze Frans?
Hij spreekt Arabisch.
Hij spreekt geen Engels.
Tom spreekt Frans.
Spreekt hij Berber?
Hij spreekt redelijk goed Engels.
Spreek duidelijk.
Zij spreekt Frans.
- Spreek je Duits?
- Spreekt u Duits?
- Spreek langzaam!
- Spreek langzaam.
Tom spreekt.
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
Spreek snel.
Wie is er aan het apparaat?
- Diegene die het weet, zwijgt en diegene die spreekt is onwetend.
- Wie het weet, zwijgt en wie spreekt, is onwetend.
Hij praat veel.
Charles praat tegen je.
Ellen spreekt geen Engels.
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?
Hij spreekt vloeiend Frans.
Hij spreekt zeer goed Engels.
- Je spreekt.
- U spreekt.
- Gij spreekt.
- Jullie spreken.
- Jij spreekt.
- Ge spreekt.
Hij spreekt perfect Russisch.
- Hij praat altijd over geld.
- Hij praat voortdurend over geld.
- Hij heeft het constant over geld.
Hij spreekt vloeiend Chinees.
De vrouw spreekt Spaans.
Tom spreekt geen Frans.
Hij weet waarover hij praat.
Ze spreekt luid.
Hij spreekt zelden over zichzelf.
Spreekt ze Engels?
Hij spreekt ook Frans.
Hij praat in zijn slaap.
Hij spreekt Portugees.
Hij spreekt te snel.