Examples of using "Nervoso" in a sentence and their dutch translations:
- Tom was nerveus.
- Tom was zenuwachtig.
Was jij nerveus?
Ik ben een beetje zenuwachtig.
Ik ben altijd erg zenuwachtig.
- Tom lijkt nerveus.
- Tom lijkt zenuwachtig.
- Tom ziet er zenuwachtig uit.
- Tom ziet er nerveus uit.
- Tom kijkt zenuwachtig.
- Tom kijkt nerveus.
Nerveus? Ik? Nee!
- Tom was nerveus.
- Tom was zenuwachtig.
- Is Tom nerveus?
- Is Tom zenuwachtig?
Tom is nerveus.
- Ik ben nerveus.
- Ik ben zenuwachtig.
- Ik was nerveus.
- Ik was zenuwachtig.
Voor het zenuwstelsel.
- Tom is ook nerveus.
- Tom is ook zenuwachtig.
- Tom is ook nerveus.
- Tom is ook zenuwachtig.
- Tom is altijd nerveus.
- Tom is altijd zenuwachtig.
- Tom ziet er heel zenuwachtig uit.
- Tom ziet er heel nerveus uit.
- Tom kijkt heel nerveus.
- Tom kijkt heel zenuwachtig.
- Tom lijkt heel nerveus.
- Tom lijkt heel zenuwachtig.
- Tom was heel nerveus.
- Tom was heel zenuwachtig.
- Ben je zenuwachtig?
- Ben je nerveus?
- Bent u zenuwachtig?
- Zijn jullie zenuwachtig?
- Bent u nerveus?
- Zijn jullie nerveus?
- Ik ben nu nerveus.
- Ik ben nu zenuwachtig.
- Je klinkt nerveus.
- U klinkt nerveus.
- Jullie klinken nerveus.
Tom is zenuwachtig, maar Maria niet.
- U bent nerveus.
- Jij bent nerveus.
Bill is zenuwachtig voor het examen.
Tom werd nerveus.
- Ik ben zo nerveus.
- Ik ben zo zenuwachtig.
- Ik ben niet nerveus.
- Ik ben niet zenuwachtig.
- Ik ben heel zenuwachtig.
- Ik ben heel nerveus.
Ik werd zenuwachtig op het toneel.
Spreken in het openbaar maakt me nerveus
- Ik was zo nerveus.
- Ik was zo zenuwachtig.
- Ben je niet zenuwachtig?
- Ben je niet nerveus?
- Bent u niet nerveus?
- Bent u niet zenuwachtig?
- Zijn jullie niet nerveus?
- Zijn jullie niet zenuwachtig?
Ik werd zenuwachtig op het toneel.
Ik ben altijd zenuwachtig voor ik in een vliegtuig stap.
Ik word er nerveus van.