Translation of "Ken" in Dutch

0.015 sec.

Examples of using "Ken" in a sentence and their dutch translations:

- Ho votato Ken.
- Io ho votato Ken.
- Votai Ken.
- Io votai Ken.

- Ik heb gestemd voor Ken.
- Ik heb voor Ken gestemd.

- Io credo a Ken.
- Credo in Ken.
- Io credo in Ken.

Ik geloof Ken.

- Ken ti stava cercando.
- Ken vi stava cercando.
- Ken la stava cercando.

Ken zocht je.

- Cosa sta facendo Ken?
- Che cosa sta facendo Ken?
- Che sta facendo Ken?

Wat is Ken aan het doen?

- Ho incontrato Ken ieri.
- Ho conosciuto Ken ieri.

Ik heb Ken gisteren ontmoet.

- Ken vuole una bicicletta.
- Ken vuole una bici.

Ken wil een fiets.

- Ken ha acceso le candele.
- Ken accese le candele.

Ken stak de kaarsen aan.

Ken è felice.

Ken is gelukkig.

Ken sembra felice.

Ken ziet er gelukkig uit.

- Ken mi ha battuto agli scacchi.
- Ken mi battè agli scacchi.
- Ken mi ha battuto a scacchi.
- Ken mi ha battuta a scacchi.

Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.

- Il cane si chiama Ken.
- Il nome del cane è Ken.

De naam van de hond is Ken.

- Ken ha baciato la ragazza di Tom.
- Ken ha baciato la fidanzata di Tom.
- Ken baciò la ragazza di Tom.
- Ken baciò la fidanzata di Tom.

- Ken zoende Toms vriendin.
- Ken zoende Tom zijn vriendin.

Ken ha una chitarra.

Ken heeft een gitaar.

Io credo a Ken.

Ik geloof Ken.

Piacere di conoscerti, Ken.

Blij u te leren kennen, Ken.

Ken ha due gatti.

Ken heeft twee katten.

Cosa sta mangiando Ken?

Wat eet Ken?

Ken colleziona monete antiche.

Ken verzamelt oude munten.

Mi fido di Ken.

Ik vertrouw Ken.

- Salve, il mio nome è Ken Saitou.
- Salve, mi chiamo è Ken Saitou.

Hoi, ik heet Ken Saitou.

Ken è arrivato a Kyoto.

Ken is in Kioto aangekomen.

Mike e Ken sono amici.

Mike en Ken zijn vrienden.

Ho incontrato Ken al parco.

Ik heb Ken ontmoet aan het park.

Ken ha acceso le candele.

Ken stak de kaarsen aan.

Ken ha accompagnato Tom all'ospedale.

Ken reed Tom naar het ziekenhuis.

Il cane si chiama Ken.

De hond heet Ken.

Ken era a casa ieri?

Was Ken gisteren thuis?

- Ken è andato al parco per incontrare Yumi.
- Ken andò al parco per incontrare Yumi.

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

I miei amici mi chiamano Ken.

Mijn vrienden noemen me Ken.

Ken è più vecchio di Seiko.

Ken is ouder dan Seiko.

Tom sta prendendo in giro Ken.

Tom maakt Ken belachelijk.

A Ken piace andare in campeggio.

Ken houdt van kamperen.

Ken parla come se sapesse tutto.

Ken praat alsof hij alles weet.

Ken ha più libri di te.

Ken heeft meer boeken dan jij.

Il cane di Ken è molto grosso.

De hond van Ken is heel dik.

Ken gioca a calcio tutti i giorni.

Ken speelt altijd voetbal.

Chi è più alto, Ken o Taro?

Wie is groter, Ken of Taro?

Ken conosce il vero nome di Tom?

Weet Ken Toms echte naam?

Questa lettera è stata scritta da Ken?

Was deze brief geschreven door Ken?

Ken non ha più di dieci libri.

Ken heeft niet meer dan tien boeken.

Chi corre più veloce, Ken o Tony?

Wie rent het snelst, Ken of Tony?

Ken è andato al parco per incontrare Yumi.

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

Ken stava leggendo quando sono tornato a casa.

Ken was aan het lezen toen ik thuiskwam.

Tom e Ken giocano a tennis ogni pomeriggio.

Tom en Ken spelen iedere middag tennis.

Ken smise di parlare e cominciò a mangiare.

Ken hield op met praten en begon te eten.

Ken ha imparato molte canzoni giapponesi a memoria.

Ken leerde vele Japanse liedjes uit het hoofd.

Jane è grassa, grezza e fuma troppo. Ma Ken pensa che sia bella e attraente. Ecco perché si dice che l'amore è cieco.

Jane is dik en onbeschoft en rookt te veel. Maar Ken vindt haar schattig en charmant. Daarom wordt er gezegd dat liefde blind is.