Examples of using "Freddo" in a sentence and their dutch translations:
- Je bent koud.
- U bent koud.
- Jullie zijn koud.
Het is koud.
- U bent koud.
- Jullie zijn koud.
Ik heb het koud.
Het is koud.
Het is koud.
- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.
Heb je het niet koud?
- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.
Ik had het koud.
We hadden het koud.
Je bent koud.
Ze is koud.
We hebben het koud.
Ze hebben het koud.
Het is vrij koud.
Tom heeft het koud.
Ik heb het echt koud.
Was het koud?
Het is te koud.
Ik had het koud.
Heb je het niet koud?
Ik heb het echt koud.
Het is erg koud deze morgen.
Het wordt koud vanavond.
Ik heb het koud.
Het is koud.
Het was koud.
Is het koud?
Kom binnen. Het is koud buiten.
Het is niet koud vandaag.
Het is verdomd koud!
Het wordt steeds kouder.
- Ik heb koud aan de voeten.
- Mijn voeten zijn bevroren.
Het is erg koud deze morgen.
Het wordt geleidelijk kouder.
Het is koud.
Gisteren was het koud.
Vandaag is het koud.
Het is vrij koud.
Was het gisteren koud?
Het is koud buiten.
Morgen wordt het koud.
Vandaag is het koud.
Ik bevries.
Het is niet koud.
Tom had het koud.
Het is bitter koud.
Tom had het koud.
Het is te koud.
Deze muur is erg koud.
Vandaag is het niet zo koud.
Het was heel koud die nacht.
Hij zei dat hij het niet koud had.
...en ik heb het vrij koud.
- Het is vandaag erg koud.
- Het is vandaag ijskoud.
Het is werkelijk erg koud.
De koffie is koud.
Het eten is koud.
Deze koffie is koud.
Het is vandaag ijskoud.
Deze muur is koud.
Die muur is koud.
- Het is bitter koud.
- Het is ijskoud.
- Het is steenkoud.
Het is een beetje koud.
Is het ijs koud?