Examples of using "Neki" in a sentence and their dutch translations:
- Geloven jullie hem?
- Geloof je hem?
Kan ik hem vertrouwen?
Begin!
Je moet haar helpen.
Geloof hem niet.
- Ze helpt hem.
- Ze is hem aan het helpen.
Ik heb hem dat uitgelegd.
Ze vond het leuk.
Ik help hem.
Hij heeft het nodig.
Help hem.
- Wij hielpen hem.
- Wij hebben hem geholpen.
Wij helpen hem.
- Ze vergaf hem.
- Ze heeft hem vergeven.
Ze gehoorzaamt hem.
Ik heb hem gisteren geholpen.
Ik heb hem gisteren geholpen.
Wat gaan we tegen hem zeggen?
- Hij heeft je nodig.
- Hij heeft u nodig.
Ik moet hem iets zeggen.
- Heb je iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Hebt u iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Hebben jullie iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
Hij wil het geld.
Wie helpt haar?
Hij gaf haar een boek.
Ik heb haar een polshorloge gekocht.
Ze vond hem niet leuk.
Hij heeft voor haar bloemen geplukt.
Ik moet haar helpen.
Wie helpt haar?
Laat haar met rust!
Geloof hem niet.
Zij vond dat leuk.
Hij heeft een handdoek nodig.
Schrijf hem onmiddellijk!
Ze heeft een jas nodig.
Ik zal het aan hem uitleggen.
Hoeveel heb je voor hem betaald?
Geef hem tijd.
Ik heb hem gisteren gebeld.
- Ge moet hem helpen.
- Je moet hem helpen.
Geef ze hem.
Geef het aan haar.
Ik wilde haar vleien.
- Wie hielp haar?
- Wie heeft haar geholpen?
Je kan hem geloven.
Ze kookt voor hem.
Ze zei iets tegen hem.
Ik heb haar nooit pijn gedaan.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeau.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeautje.
Ik schreef haar elke dag een brief.
Ze zag er geamuseerd uit, ze lachte.
Ik betaalde hem vijf dollar.
In het begin geloofden ze hem niet.
- Ik heb haar mijn kamer getoond.
- Ik heb hem mijn kamer getoond.
- Ik heb haar mijn kamer laten zien.
Hij had lang haar.
Hij gaf haar een boek.
- Zij heeft twee zusters.
- Ze heeft twee zussen.
Hij kocht haar een hond.
Ik heb haar mijn fototoestel geleend.
Ik heb hem een cd geleend.
Ik zei hem goedenacht.
Hoeveel geld heeft hij?
Ik gaf hem een boek.
- Wat heb je voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Wat hebt u voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Wat hebben jullie voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Ik gaf hem een oorvijg.
- Ik heb hem een oorvijg gegeven.
Ze vond mijn grappen leuk.
Ik kocht een klok voor haar.
- Heb je hem niks gezegd?
- Heb je hem niets gezegd?
- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.
- Zij gaf hem een uurwerk.
Zij hoeft niet te werken.
Ik vertelde hem over onze school.
Ik gaf hem mijn adres.
Ik heb niets tegen hem te zeggen.
Ik heb mijn leven aan hem te danken.
Heb je hem geen brief geschreven?
Koop hem een biertje.
Ik heb hem mijn slaapkamer getoond.
- Ik heb haar een pop verstuurd.
- Ik heb haar een pop gezonden.
Bel haar nu niet op.
Ik heb mijn leven aan hem te danken.