Examples of using "Autóm" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb twee auto's.
- Dit is mijn auto.
- Dat is mijn auto.
Ik heb geen auto.
Ik heb een rode auto.
Ik heb een oude auto.
Mijn auto is rood.
Ik heb een roze auto.
Ik heb een Duitse auto.
Ik heb een nieuwe auto.
Ik heb nog geen auto.
Ik heb een groene auto.
- Ik zou graag een auto hebben.
- Het zou leuk zijn als ik een auto had.
Dit is mijn auto.
Waar is mijn auto?
Ik ben de sleutel van mijn auto verloren.
Ik heb een rode auto.
Ik heb een blauwe auto.
Had ik maar een auto.
Mijn auto is ouder dan ik.
Ik heb een nieuwe rode auto.
Dat is niet mijn auto.
Mijn auto staat in de garage.
Dit is mijn auto.
Ik hoop dat mijn wagen niet in panne valt en dat ik je op tijd bereik.
Mijn auto is ouder dan ik.
Ik betaalde mijn zoon vijf dollar om mijn auto te wassen.