Examples of using "Arca" in a sentence and their dutch translations:
Toms gezicht is rood.
Hij heeft een leuk gezicht.
Haar gezicht was rood.
Haar gezicht werd plotseling rood.
- Ik heb haar gezicht niet graag.
- Ik hou niet van haar gezicht.
Toms gezicht was rood.
Toms gezicht was met lippenstift volgesmeerd.
Alle kleur trok weg uit zijn gezicht.
En als je voedsel een naam heeft, een gezicht, en een persoonlijkheid,