Translation of "Zwiebel" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Zwiebel" in a sentence and their dutch translations:

- Die weiße Zwiebel wiegt genausoviel wie die rote.
- Die weiße und die rote Zwiebel wiegen gleich viel.

De witte bol weegt evenveel als de rode.

Knoblauch und Zwiebel sind gute Heilmittel gegen Erkältung.

Look en ui zijn goede middelen tegen een verkoudheid.

Wenn die Mutter nach Zwiebel riecht und der Vater nach Knoblauch, kann die Tochter nicht nach Rosen duften.

Als de moeder naar uien ruikt en de vader naar knoflook, dan kan de dochter niet naar rozen ruiken.

Du hast mich gefragt, was und wie viel ich für eine Person benötige, wenn ich dieses Essen zubereite. Erforderlich sind eine halbe Zwiebel, eine halbe Mohrrübe, ein Viertel einer Paprikaschote, ein Achtel einer Fenchelpflanze, ein Viertel einer Banane, eine Pflaume und zwei der röhrenförmigen Blätter des Schnittlauchs. Es werden auch Öl und Gewürze benötigt.

Je vroeg me wat ik nodig heb, en in welke hoeveelheden, voor één persoon, als ik dat eten klaarmaak. Daarvoor heb je nodig: een halve ui, de helft van een wortel, een vierde van een peper, een achtste van een venkel, een vierde van een banaan, een pruim en twee sprietjes bieslook. Bovendien zijn er nog olie en specerijen nodig.