Translation of "Ungarisch" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Ungarisch" in a sentence and their dutch translations:

Lerne Ungarisch!

Leer Hongaars!

Ich spreche Ungarisch.

Ik spreek Hongaars.

Ich lerne Ungarisch.

Ik leer Hongaars.

Sprecht ihr Ungarisch?

- Spreekt u Hongaars?
- Spreken jullie Hongaars?

Sprichst du Ungarisch?

Spreek je Hongaars?

- Zu Hause sprechen wir Ungarisch.
- Wir sprechen Ungarisch zu Hause.

Thuis spreken we Hongaars.

Spricht sie auch Ungarisch?

Spreekt zij ook Hongaars?

Sag es auf Ungarisch!

Zeg dat in het Hongaars.

Ungarisch ist meine Muttersprache.

Hongaars is mijn moedertaal.

In Ungarn spricht man Ungarisch.

In Hongarije spreken ze Hongaars.

Die sprechen sehr gut Ungarisch.

Ze spreken erg goed Hongaars.

Zu Hause sprechen wir Ungarisch.

Thuis spreken we Hongaars.

Ich möchte gerne mein Ungarisch verbessern.

Ik zou mijn Hongaars graag willen verbeteren.

Maria hat jeden Tag drei Sprachstunden: Tschechisch, Ungarisch und Kroatisch.

Maria heeft iedere dag drie taallessen: Tsjechisch, Hongaars en Kroatisch.