Examples of using "Tante" in a sentence and their dutch translations:
Mijn tante is al hier.
Wat doet je tante?
Tante Wang, ik ben het.
Tante, dit is Tom.
Mijn tante ziet er jong uit.
Mijn tante had drie kinderen.
Hij bleef bij zijn tante.
Mijn tante heeft drie kinderen.
Tom gaat vaak bij zijn tante op bezoek.
Of zou ik een tante zijn?
Mijn tante woont in New York.
Mijn tante heeft mij bloemen gebracht.
Ze heeft gisteren haar tante bezocht.
Tante Joko is te zwak om te werken.
Deze pop is een geschenk van mijn tante.
De volgende zondag gaan we onze tante bezoeken.
Mijn tante is de zus van mijn vader.
Mijn tante is ouder dan mijn moeder.
Tante Joko is te zwak om te werken.
Mijn tante heeft mij een verjaardagsgeschenk gestuurd.
Ik weet niet waar mijn tante woont.
De bejaarde tante van mijn man werd levend verbrand
Ik heb de zomervakantie bij mijn tante doorgebracht.
Ze werd Elizabeth genoemd, naar haar tante.
Deze pop is een geschenk van mijn tante.
Ik heb een tante die in Osaka woont.
Mijn tante gaf me een boek voor Kerstmis.
Vader noemde me naar zijn tante.
Auntie Mame zei: "Het leven is een feestmaal" --
Ze werd Elizabeth genoemd, naar haar tante.
Mijn oom is mager, maar mijn tante is dik.
Alles in dat huis draaide om tante Marie.
Maria toont haar tante en oom de oude stad.
Ik ga bij mijn tante op Hawaï logeren.
Mijn tante woont in een eenzaam huis op de buiten.
Mijn vriendin Judy is met haar tante Greta in Nederland.
De vrouw waarvan ik dacht dat het zijn tante was, was een vreemde.