Examples of using "Schal" in a sentence and their dutch translations:
- Maria breide deze sjaal.
- Maria heeft deze sjaal gebreid.
Maria heeft een rode sjaal om.
Italiaanse mannen dragen vaak sjaals.
Waar heeft ze die oranje sjaal vandaan?
Dat meisje dat een sjaal draagt, is maagd.
Waar heeft ze die oranje sjaal vandaan?
Waar heb je die oranje sjaal vandaan?
Ik kocht een sjaal voor mijn opa van mijn vaders kant voor zijn 88ste verjaardag.
Voor Dan heb ik een stropdas gekocht, voor Elena koop ik een sjaal.
Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.