Examples of using "Schach" in a sentence and their dutch translations:
Kunt ge schaak spelen?
John houdt van schaken.
Ze schaken.
Wij spelen dikwijls schaak.
Kunt ge schaak spelen?
Ik hou van schaken.
Jan houdt van schaken.
Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.
Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.
Tom verliest bijna nooit met schaken.
Ik versloeg hem in het schaken.
Na de school spelen we dikwijls schaak.
Niemand wil met me schaken.
Ik wist niet dat je schaakte.
reeks achterhoedeacties die de troepen van Wellington op afstand hielden.
Bij schaken staat de loper dichter bij de koningin.
Zelfs een goede computer kan van u niet winnen met schaak.
Ben je goed in schaken?
Kunt gij schaak spelen? Waarom hebt ge mij dat niet vroeger gezegd?
In het echt zijn koningen machtig, maar met schaken zijn ze vrijwel nutteloos.
Suchet hield de vijanden van Frankrijk plichtsgetrouw op afstand ... totdat er nieuws kwam over de
De hoofdrol van de duizendpoot als roofdier is om... ...insectenpopulaties te beheersen.
We speelden schaak, niet zo zeer om van het spel te genieten, meer om de tijd te doden.