Translation of "Reisen" in Dutch

Ich möchte reisen.

Ik wil reizen.

Reisen macht Spaß.

Reizen is leuk.

Ich liebe Reisen.

Ik hou van reizen.

Reisen wir zusammen.

Laten we samen reizen.

- Ich möchte zum Mond reisen.
- Ich will zum Mond reisen.

Ik wil naar de maan reizen.

- Er ist es gewohnt zu reisen.
- Er pflegt zu reisen.

Hij is gewend om te reizen.

- Viele Leute mögen es, zu reisen.
- Viele Leute reisen gerne.

Veel mensen reizen graag.

Reisen ist heutzutage leicht.

Reizen is vandaag de dag gemakkelijk.

Reisen Sie morgen ab.

Vertrek morgen.

Reisen macht großen Spaß.

Reizen is heel leuk.

Einige Reisen sind unvergesslich.

Sommige reizen zijn onvergetelijk.

Ich will mit dir reisen.

Ik wil met je reizen.

Ich würde gerne alleine reisen.

Ik zou graag alleen willen reizen.

Er geht gern auf Reisen.

- Hij houdt echt veel van reizen.
- Hij is dol op reizen.

Ich möchte nach Australien reisen.

Ik wil naar Australië reizen.

Ich liebe es zu reisen.

Ik reis graag.

Ich will zum Mond reisen.

Ik wil naar de maan reizen.

Ich möchte um die Welt reisen.

Ik wil rond de wereld reizen.

- Reisen Sie viel?
- Reist ihr viel?

Reist u veel?

Er mag das Reisen wirklich gerne.

Hij houdt echt veel van reizen.

Wann wirst du nach Japan reisen?

Wanneer reis je naar Japan?

- Ich möchte zum Mond fliegen.
- Ich möchte zum Mond reisen.
- Ich will zum Mond reisen.

- Ik zou graag naar de maan vliegen.
- Ik wil naar de maan reizen.
- Ik wil naar de maan gaan.
- Ik wil graag naar de maan vliegen.

- Ich bin es gewohnt, auf Reisen Tagebuch zu führen.
- Normalerweise führe ich auf Reisen ein Tagebuch.

Normaal hou ik een dagboek bij als ik op reis ga.

- Du bist zu jung, um alleine zu reisen.
- Ihr seid zu jung, um alleine zu reisen.

- Je bent te jong om alleen te reizen.
- Jullie zijn te jong om alleen te reizen.
- U bent te jong om alleen te reizen.

Ich werde nächste Woche nach China reisen.

Ik zal de volgende week naar China reizen.

Wir werden nächsten Monat nach Estland reisen.

We gaan volgende maand naar Estland reizen.

Ich würde gerne einmal nach Australien reisen.

Ik zou graag ooit eens naar Australië gaan.

Er ist noch einmal auf Reisen gegangen.

Hij is nog maar eens op reis vertrokken.

Sie ist vor einigen Tagen auf Reisen gegangen.

- Ze is enkele dagen geleden afgereisd.
- Ze is enkele dagen geleden op reis gegaan.

- Wir reisen morgen ab.
- Wir fahren morgen los.

We gaan morgen vertrekken.

Ich hatte die Möglichkeit ins Ausland zu reisen.

Ik had de mogelijkheid om naar het buitenland te reizen.

Ich habe niemanden, der mit mir reisen würde.

- Er is niemand die met mij mee wil.
- Ik heb niemand die met mij zou reizen.

Du bist zu jung, um alleine zu reisen.

Je bent te jong om alleen te reizen.

- Tom reist gerne.
- Tom ist gerne auf Reisen.

Tom houdt van reizen.

Mein Traum ist, in einer Raumfähre zu reisen.

Mijn droom is om in een spaceshuttle te reizen.

Ich würde auch gerne mal nach Hawaii reisen.

Ik zou ook wel eens naar Hawaï willen.

Meine besten Tage habe ich auf Reisen verbracht.

Mijn beste dagen had ik tijdens het reizen.

- Ich reise gerne.
- Ich liebe es zu reisen.

- Ik hou van reizen.
- Ik reis graag.

- Wir waren zusammen auf Reisen.
- Wir sind zusammen gereist.

- We reisden samen.
- We zijn samen op reis gegaan.
- We hebben samen gereisd.

Mein Bruder ist groß genug, um allein zu reisen.

Mijn broer is oud genoeg om alleen te reizen.

Gullivers Reisen wurde von einem berühmten englischen Schriftsteller geschrieben.

"Gullivers reizen" werd door een beroemde Engelse auteur geschreven.

Es wäre schön, wenn ich nach Japan reisen könnte.

Ik wou dat ik naar Japan kon gaan.

- Er reist sehr gern.
- Er geht gern auf Reisen.

- Hij houdt echt veel van reizen.
- Hij is dol op reizen.

- Er mag das Reisen wirklich gerne.
- Er verreist wirklich gerne.

- Hij houdt er echt van om veel te reizen.
- Hij houdt echt veel van reizen.

Die Leute waren es früher gewohnt, zu Fuß zu reisen.

Vroeger waren de mensen gewend te voet te reizen.

- Tom verreist gerne.
- Tom reist gerne.
- Tom ist gerne auf Reisen.

- Tom houdt van reizen.
- Tom reist graag.

Ich habe mehr als drei Viertel meines Sommerurlaubs mit Reisen verbracht.

Ik bracht meer dan driekwart van mijn zomervakantie al reizend door.

- Ich reise gerne.
- Ich liebe es zu reisen.
- Ich verreise gerne.

- Ik hou van reizen.
- Ik reis graag.

Durch den Weltraum zu reisen ist nicht länger nur ein Traum.

Door de ruimte reizen is niet langer een droom.

Mit ihr möchte ich bis an das Ende der Welt reisen.

Met haar wil ik naar het einde van de wereld reizen.

Bis auf die Entourage an Schiffshaltern, die sie auf ihren Reisen begleitet.

Behalve de entourage van remora's die meezwemmen... ...terwijl ze door het donker reist.

- Reist du gern?
- Reist ihr gern?
- Reisen Sie gern?
- Verreisen Sie gerne?

- Hou je van reizen?
- Reis je graag?

Es wird nicht mehr lange dauern, dann können wir zum Mars reisen.

Het zal niet lang meer duren voordat we naar Mars kunnen reizen.

- Ich plane, im Sommer nach Europa zu reisen.
- Ich habe vor, im Sommer nach Europa zu gehen.
- Mein Plan für den Sommer besteht darin, nach Europa zu reisen.

Mijn plan voor de zomer is naar Europa te reizen.

Mit dem Flugzeug zu reisen, ist heute nicht mehr ein Privileg reicher Menschen.

Met het vliegtuig reizen is vandaag niet meer een privilege van rijke mensen.

- Wenn man ins Ausland reisen will, benötigt man für gewöhnlich einen Reisepass.
- Bei Auslandsreisen benötigt man für gewöhnlich einen Reisepass.
- Um ins Ausland zu reisen, benötigt man gewöhnlich einen Reisepass.

Om naar het buitenland te reizen heeft men meestal een internationaal paspoort nodig.

Die Welt ist ein Buch, und die, die nicht reisen, lesen nur eine Seite.

De wereld is een boek, zij die niet reizen lezen enkel de eerste bladzijde.

Ich mache weite Reisen und versuche etwas mitzuteilen, das der Schlüssel für die Zukunft ist.

Ik reis zoveel om iets over te brengen... ...wat belangrijk zal zijn in de toekomst.

Ich mache weite Reisen, besuche ferne Länder, mache Dinge, die ich noch nie gemacht habe.

Ik maak verre reizen, zie vreemde landen, doe dingen die ik nooit eerder deed.

Statistisch gesehen, ist es viel sicherer, mit dem Flugzeug als mit dem Auto zu reisen.

Vanuit een statistisch oogpunt is een vliegtuigvlucht veiliger dan een trip met de auto.

Ich wollte nicht die Chance verlieren, Hongkong zu sehen, also war ich einverstanden, zu reisen.

Ik wilde de kans om Hong Kong te zien niet laten lopen, dus ging ik akkoord om te reizen.

- Ich mag es, zu tanzen und in angenehmer Gesellschaft zu reisen.
- Ich tanze gern, und ich mag es, in angenehmer Gesellschaft zu reisen.
- Ich tanze gern und ich reise gern in angenehmer Gesellschaft.

Ik dans graag en ik reis graag in goed gezelschap.

Zu neuen Plätzen zu reisen ist interessant und kann schwierig sein. Esperanto macht auch das einfach.

Reizen naar nieuwe plaatsen is interessant en kan moeilijk zijn. Esperanto maakt ook dat gemakkelijk.

Ein Reisepass weist dich als Bürger eines Landes aus und erlaubt dir, in fremde Länder zu reisen.

Een paspoort identificeert je als een burger van een land en stelt je in staat om naar het buitenland te reizen.

Winkel angibt, den man mit einem Kompass folgen muss, um von einem Punkt zum anderen zu reisen.

kan zien tussen deze twee punten, die je kan volgen met behulp van je kompas.

- Wir können durch die Zeit reisen. Und wir tun es mit der bemerkenswerten Geschwindigkeit von einer Sekunde pro Sekunde.
- Wir können durch die Zeit reisen. Und wir machen das mit einer kaum glaubhaften Geschwindigkeit von einer Sekunde pro Sekunde.

We kunnen reizen door de tijd. En we doen dat met de ongelooflijke snelheid van een seconde per seconde.

Wir können durch die Zeit reisen. Und wir machen das mit einer kaum glaubhaften Geschwindigkeit von einer Sekunde pro Sekunde.

We kunnen reizen door de tijd. En we doen dat met de ongelooflijke snelheid van een seconde per seconde.