Examples of using "Politiker" in a sentence and their dutch translations:
Tom is een politicus.
Italiaanse politici maken me kwaad.
Politici vechten nog harder terug
Ik ben namelijk politicus
Hij is alleen maar een politicus.
- Die politieker is helemaal niet eerlijk.
- Die politicus is totaal niet eerlijk.
Tom is een charismatische politicus.
Weinig politici geven hun fouten toe.
Politici vertellen niet altijd de waarheid.
Zelfs de meeste groene politici of klimaatwetenschappers
Politici moeten rekening houden met de publieke opinie.
Vind je niet dat al onze politici te oud zijn?
duidelijk niets betekenen voor onze politici en gemeenschap.
Hij had de ambitie om een groot politicus te worden.
nodigden Zweedse politici Bernadotte uit om kroonprins van Zweden te worden:
Veel mensen geloven dat de politici in ons land corrupt zijn.
leger gesteunde zuivering van pro-royalistische politici, die dreigden de Franse monarchie te herstellen.
Een staatsman is een politicus die al tien of vijftien jaar dood is.
Een politicus moet altijd verantwoording kunnen afleggen voor het geld dat hij ter beschikking heeft.
In Japan worden politici vaker uitgelachen dan bemind in manga.
Uit schrik voor de kranten zijn politici vervelend, en uiteindelijk zijn ze zelfs voor de kranten te vervelend.