Examples of using "Niederländer" in a sentence and their dutch translations:
Wij zijn Nederlands.
Hij is een Nederlander.
„Ben je Nederlander?” „Ja.”
„Bent u Nederlander?” „Ja.”
Nederlanders houden van windmolens.
Ik ben Nederlands.
- Guus Hiddink is Nederlands.
- Guus Hiddink is een Nederlander.
- Nederlanders zijn de langste mensen op aarde.
- Nederlanders zijn het langste volk op aarde.
Daarom zeg ik jullie, de mensen van Europa, vergeet niet wie jullie zijn. Jullie zijn de erfgenamen van een strijd voor vrijheid. Jullie zijn de Duitsers, de Fransen, de Nederlanders, de Belgen, de Luxemburgers, de Italianen - en ja, de Britten - die boven de oude verdeeldheid uitstegen en Europa op de weg naar eenheid hebben brachten.