Translation of "Friseur" in Dutch

Geh zum Friseur.

Ga naar de kapper.

- Ach, du warst beim Friseur.
- Oh, du warst beim Friseur.
- Oh, Sie waren beim Friseur.
- Oh, ihr wart beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

- Oh, du warst beim Friseur.
- Oh, Sie waren beim Friseur.
- Oh, ihr wart beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

- Ach, du warst beim Friseur.
- Oh, du warst beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

Sie ging zum Friseur.

Ze ging naar de kapper.

Ich war beim Friseur.

Ik ben naar de kapper geweest.

Du musst zum Friseur gehen.

Je moet je haar eens laten knippen.

Oh, du warst beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

Ach, du warst beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

Du solltest mal wieder zum Friseur gehen.

Je moet je haar eens laten knippen.

- Der Friseur hat ihm die Haare geschnitten.
- Der Frisör hat ihm einen Haarschnitt verliehen.
- Der Friseur schnitt ihm die Haare.

De kapper knipte zijn haar.

Weißt du, zu welchem Friseur Tom für gewöhnlich geht?

Weet je naar welke kapper Tom gewoonlijk gaat?

Es wird so langsam Zeit, dass du mal zum Friseur gehst!

Het wordt tijd dat je naar de kapper gaat.

Tom ist zum Friseur gegangen, aber er müsste bald zurück sein.

Tom is zijn haar gaan laten knippen maar hij komt zeker weldra terug.