Examples of using "Cent" in a sentence and their dutch translations:
Ze kregen geen cent.
Deze pop kost maar zestig cent.
Honderd cent is gelijk aan een dollar.
Dit snoepje kost tachtig cent.
Deze pop kost maar zestig cent.
Een dollar is gelijk aan honderd dollarcent.
Deze pop kost maar zestig cent.
Het kost je geen cent.
Twee postzegels van 45 cent, alstublieft.
"Hoeveel kost deze zakdoek?" "95 cent."
Ze waren ongeveer 25 cent per pond goedkoper.
Ge hebt juist een stuk van 50 cent verloren.
Aan ongeveer 50 cent per kilo komen we
Wie heeft dat gezegd? We hebben om geen enkele cent gevraagd.
Eén euro is één dollar en vijftig cent waard.
Op het einde van de maand hou ik meestal geen cent meer over.
Hij geeft nooit een cent van zijn geld weg.
Ik zou graag met je mee willen gaan, maar ik ben platzak.
- Dat zal je geen cent kosten.
- Het kost je geen cent.