Examples of using "Auch " in a sentence and their dutch translations:
Ik ook!
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
Ik ook.
Ik ook!
- Jij ook.
- U ook.
- Jullie ook.
- Ik denk het ook.
- Dat denk ik ook.
Komt ze ook?
Hij heeft er ook één.
Ook ik wil er een.
- Ze houdt ook van chocolade.
- Zij houdt ook van chocolade.
- Ben je ook Duits?
- Bent u ook Duits?
- Zijn jullie ook Duits?
Ik hou ook van jou.
Ik ben ook leraar.
Zij houdt ook van chocolade.
Hij spreekt ook Russisch.
Tom spreekt ook Frans.
- Hij studeert ook Chinees.
- Hij leert ook Chinees.
Kan ik ook komen?
Ook ik ben zeventien.
Ik ben ook met pensioen.
...en mogelijkheden.
Er komen roofdieren.
Komen zij ook?
Hoe dan ook.
Ik ook niet!
Ik ook niet.
Ook liefde roest.
- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?
- Tevens jij, Brutus?
Ook dat nog!
Ik ga ook.
- Ik ook.
- Insgelijks.
- Idem.
- Hetzelfde.
- Voor u ook.
- Voor u hetzelfde.
- Jij ook.
- U ook.
- Jullie ook.
- Ik ook!
Mannen huilen ook.
Gaan jullie ook?
Ik ging ook.
Ga jij ook?
Komt ze ook?
Gaat u ook?
En ik ook!
Maar het duurde niet lang voordat ik ook verliefd op haar werd.
Ik ben ook een toerist.
- Wij spreken Nederduits. Jij ook?
- Wij spreken Platduits. Jij ook?
Ook mijn moeder is lerares.
Er is ook een gele.
Het meisje zag het ook.
Werk je ook op zaterdag?
- Raakte u ook ontstemd?
- Bent u ook boos geworden?
Je kan beter zelf gaan.
Het pingpong wordt ook tafeltennis genoemd.
Ik hou ook van deze kleur.
Ook ik ben zeventien.
Ik woon ook in Boston.
- Wij spreken Nederduits. Jij ook?
- Wij spreken Platduits. Jij ook?
Ik houd er ook niet van.
- Ook mijn moeder is lerares.
- Mijn moeder is ook lerares.
Ook ik ben zeventien.
Ik ben niet de enige die moe is.
Hij houdt van vlees.
Ik ga er wat buren bij betrekken...
...hebben de meeste kinderen.
maar ik wil ook heel graag
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
Hij spreekt ook Frans.
Verzamel jij ook munten?
Heeft u ook radio's?