Examples of using "Gehst" in a sentence and their dutch translations:
- Je gaat.
- Ga jij maar.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar ga je naartoe?
Waar ga je heen?
Ga je slapen?
Ga je een wandeling maken?
Waarom ga je?
Ga jij ook?
- Ben je weg?
- Zijn jullie weg?
- Bent u weg?
- Gaat u weg?
Ga je niet?
Ga je uit vanavond?
- Naar welke school ga je?
- Naar welke school ga jij?
Je gaat dat water in...
- Je kunt beter niet naar.
- U doet er best aan niet te gaan.
- Ga je naar de bioscoop?
- Ga je naar de film?
- Gaat u naar de bioscoop?
Ga je vaak winkelen?
Papa, waar ga je heen?
Ga je naar de lagere school?
Je gaat met ons uit.
- Wanneer vertrekt ge?
- Wanneer vertrek je?
Wanneer vertrek je?
Je gaat in de verkeerde richting.
Ga je of blijf je?
- Wanneer gaat ge naar huis?
- Wanneer ga je naar huis?
Wanneer ga je naar school?
Met wie ga je daarheen?
Waar gaan jullie naartoe?
- Hoe laat ga je naar huis?
- Wanneer gaat ge naar huis?
- Wanneer ga je naar huis?
- Ik wil dat je gaat.
- Ik wil dat u gaat.
- Ik wil dat jullie gaan.
Ga je uit vanavond?
Gaat ge naar school morgen?
Hé, waar ga je heen?
Hoe laat ga je naar bed?
- Wanneer ga je naar Europa?
- Wanneer gaat u naar Europa?
- Wanneer gaan jullie naar Europa?
Doe je iedere dag boodschappen?
Waar ga je deze namiddag naartoe?
Waar gaat ge naar school?
Weet je waar je heengaat?
Naar welke tandarts ga je?
Ik zal je missen wanneer je weg bent.
Waar ga je heen? -Naar Maldonado.
Je draaft een beetje door.
Loop jij naar school?
Ik weet niet waar je naartoe gaat.
Ik denk dat het beter is dat je nu weggaat.
Wanneer ga je terug naar Japan?
Waar ga je in de zomervakantie naartoe?
Waarom ga je niet naar bed?
Ga je naar de vergadering op donderdag?
- Je hangt mijn voeten uit!
- Ik ben je spuugzat!
Gaat u heen?
Ga je vanavond naar het restaurant?
Met wie ga je naar de bioscoop?
Komen jullie mee?
Ga je vanavond naar de bioscoop?
Poets je tanden voordat je naar bed gaat.
Wanneer vertrek je?
Ik wil dat je naar het postkantoor gaat.
Ga jij daar heen?
- Ik wil dat u naar Boston gaat.
- Ik wil dat je naar Boston gaat.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
Waarom ga je niet in mijn plaats?
Waarom ontwijk je me de laatste tijd?
Ga je op zaterdag naar school?
- Wat is uw beroep?
- Wat doe je voor werk?
Drink geen bier vooraleer te gaan slapen.
Ga je een wandeling maken?
Je moet iets eten voor je gaat.
Doe de deur op slot vooraleer je vertrekt.
- Waarom ga je nu niet naar huis?
- Waarom ga je niet nu naar huis?
- Waarom ga je niet naar huis nu?
Hoeveel keer per week eet je buiten de deur?