Examples of using "Alibi" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je een alibi?
- Hebben jullie een alibi?
- Heeft u een alibi?
Hij heeft een goed alibi.
- Kon hij zijn alibi bewijzen?
- Kon hij zijn alibi aantonen?
Zijn alibi leek perfect.
Zijn alibi scheen waterdicht.
Je hebt geen alibi voor de dag van de moord.
Je hebt geen alibi voor de dag van de moord.