Examples of using "Sucré" in a sentence and their dutch translations:
Het smaakte zoet.
Suiker is zoet.
Ik ben een zoetekauw.
Ik ben een zoetekauw.
Hij houdt van zoete thee.
Het smaakte zoet.
Maar het is niet alleen zoet.
- De koek smaakt zoet.
- De cake smaakt zoet.
- Chocola smaakt zoet.
- Chocola is zoet.
Perziken smaken zoet.
De kaastaart smaakte te zoet.
Deze thee is te zoet voor mij.
Ik wil graag iets eten dat niet zoet is.
Deze thee is niet zoet genoeg voor mij.
Deze taart is te zoet voor mij.
Ze proefde van de cake om te zien of hij zoet genoeg was.
Ik ben een zoetekauw.
De kaki is een zoete, een beetje pikante vrucht met zachte tot soms vezelige structuur.
Ik wil iets zoets.
Met tongen bijna zo lang als hun lichaam... ...lepelen ze de diepgelegen suikernectar zo op.