Examples of using "Nomme" in a sentence and their dutch translations:
- Hoe noem je dit?
- Hoe heet dit?
Hoe noem je dit?
- Hoe noem je dit?
- Hoe heet dit?
Pardon, hoe heet deze plaats?
Men noemt deze vogels „koekoeken”.
Singapore wordt "Xīnjiāpō" genoemd in het Chinees.
Hoe noem je deze vogel?
Mijn naam is Hisashi.
Pardon, hoe heet deze plaats?
Vast water heet ijs.
Ik heet Tom.
- Hoe noem je deze vis in het Engels?
- Hoe heet deze vis in het Engels?
- Hoe heet deze vogel?
- Hoe heet die vogel?
- Hoe heet deze vogel?
- Hoe noem je deze vogel?
- Hoe heet die vogel?
De oudste republiek in Europa heet San Marino.
Hoe heet deze straat?
Een zijde van een muntstuk noemt men "kop", de andere "munt".
- Hoe heet deze vogel?
- Hoe noem je deze vogel?
- Hoe heet die vogel?
- Mijn naam is Tom.
- Ik heet Tom.
Ik ben de naam van je broer vergeten. Hoe heet hij?
Hoe noem je dit?
Zij heeft een zoon, die John heet.
Ze waren niet de eerste onderzoekers die geïnteresseerd waren in de vraag naar hoe we kleuren benoemen.
Excuseer, hoe heet deze plaats?
Hij heeft een zoon die John heet.
Hoe heet deze straat?
De rivier die door Parijs stroomt, is de Seine.
De rivier die door Parijs stroomt, is de Seine.
- Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.
- Een vrouw, wier echtgenoot is overleden, noemt men weduwe.
Hoe heet deze straat?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
De rivier die door Parijs stroomt, is de Seine.
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Wat is uw naam?
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Wat is jouw naam?
- Wat is uw naam?