Examples of using "Lis" in a sentence and their dutch translations:
Lees!
Lees!
Ik lees.
Lees dit.
Je leest.
- Wat ben je aan het lezen?
- Wat bent u aan het lezen?
- Wat zijn jullie aan het lezen?
- Wat lezen jullie?
Ik lees vaak.
Ik lees alles.
Lees het etiket zorgvuldig.
Ik lees het etiket.
Lees dit boek.
Lees de brief.
Wat ben je aan het lezen?
- Wat ben je aan het lezen?
- Wat lees je?
- Wat bent u aan het lezen?
- Wat lezen jullie?
- Wat leest u?
- Ik ben een boek aan het lezen.
- Ik lees een boek.
- Ik ben een tijdschrift aan het lezen.
- Ik lees een tijdschrift.
- Welke krant lees jij?
- Welke krant leest u?
Ik lees niet.
Ik lees zijn boek.
- Lees de instructies aandachtig.
- Lees de aanwijzingen aandachtig.
- Je leest.
- Jullie lezen.
- U leest.
Ik lees mijn boek.
Ik lees jouw boek.
Welk boek lees je?
Je leest een boek.
Ik lees boeken.
- Ik lees korte verhalen.
- Ik lees kortverhalen.
Lees gewoon de brief.
Lees dit!
Nu lees ik, lees jij en leest hij; wij lezen allen.
Het maakt niet uit wát je leest, maar hoe je leest.
Lees het nog een keer.
Ik lees stripboeken.
Niet lezen tijdens het lopen.
Ik lees een boek dat interessant is.
Ik lees vaak boeken.
Lees wat je wilt.
Gewoonlijk lees ik terwijl ik eet.
Tom leest een geschiedenisboek.
Ik lees vaak in bed.
Ik lees veel romans.
Ik lees veel boeken.
Wat voor krant lees je?
Ik lees een boek terwijl ik aan het eten ben.
- Hoeveel boeken lees je per maand?
- Hoeveel boeken leest ge per maand?
Lees voor vrijdag hoofdstuk 4.
Ik lees de New York Times.
Ik lees zijn romans niet.
Ik lees geen boeken.
Lees deze instructies.
Lees dit nu.
Je leest te veel.
Pak een boek en lees het!
Ik lees een boek terwijl ik aan het eten ben.
Ik lees heel graag boeken.
Gelieve dat artikel te lezen.