Examples of using "Lapin" in a sentence and their dutch translations:
Dat was een slecht konijn.
Dat was een slecht konijn.
Het konijn kruipt weg.
Ze heeft uw mooi konijn gekweekt.
Dat was een slecht konijn.
We hebben een mooi konijn gekweekt.
Oh, een chocoladekonijn!
Het konijn eet de wortel.
Geloof je in de paashaas?
Er loopt een konijn in de tuin.
De hond achtervolgde het konijn.
Zij heeft hem een blauwtje laten lopen.
Ik heb een konijn als huisdier.
- "Wat is je wens?" vroeg het witte konijntje.
- "Wat is uw wens?" vroeg het kleine witte konijntje.
- Waarom hebben konijnen grote oren?
- Waarom zijn de oren van konijnen groot?
"Wat is er?" vroeg het kleine witte konijn.
"Wat is je wens?" vroeg het witte konijntje.
Een konijn heeft lange oren en een korte staart.
Het kleine witte konijn vroeg: ''Wat is er aan de hand?''
"Wilt ge dat echt?" vroeg het wit konijntje.
Ik ben niet van gisteren.
De twaalf dieren van de Chinese dierenriem komen van elf diersoorten die in de natuur voorkomen, met name de rat, os, tijger, konijn, slang, paard, aap, haan, hond en varken, en ook de legendarische draak; ze worden als kalender gebruikt.