Examples of using "Croire" in a sentence and their dutch translations:
Eerst zien, dan geloven.
Wat te geloven?
- Je mag me geloven.
- U kunt me geloven.
- U mag me geloven.
Ik wil geloven.
Eerst zien, dan geloven.
- Jullie kunnen me geloven.
- Jullie mogen me geloven.
Kunnen we het geloven?
Het is moeilijk te geloven.
Je mag me geloven.
Eerst zien, dan geloven.
stel je dan voor en geloof
Ik was dom genoeg om het te geloven.
Ik kan het moeilijk geloven.
Ik kan het nauwelijks geloven.
Tom wilde mij niet geloven.
Ik weet niet wat ik nog moet geloven.
- Dat kan ik niet geloven!
- Ik kan het niet geloven!
Ik kan het moeilijk geloven.
Ik kan niemand meer geloven.
- Zelfs ik kan het niet geloven.
- Zelfs ik kan dat niet geloven.
Ik kan zijn verhaal nauwelijks geloven.
Hij kon zijn eigen ogen niet geloven.
Ik was dom genoeg om het te geloven.
Dat lijkt me moeilijk te geloven.
Hij kon haar verhaal niet geloven.
Ik kan mijn ogen bijna niet geloven.
Wat maakt dat jij zo denkt?
Je moet het zien om het te geloven.
Ik kan niet geloven dat ik hier ben.
Ik kan niet geloven dat jij het echt bent.
Hij kon zijn oren niet geloven.
Ze deed alsof ze mij niet gehoord had.
Hij kon zijn eigen ogen niet geloven.
- Zelfs ik kan het niet geloven.
- Zelfs ik kan dat niet geloven.
- Ik kon mijn ogen niet geloven.
- Ik kon mijn eigen ogen niet geloven.
Ik kon mijn oren niet geloven.
Dat kan je toch niet oprecht geloven.
Hij kon zijn geluk niet op.
Zelfs ik kan dat niet geloven.
Ik kan maar niet geloven dat Tom nog vrijgezel is.
We hebben goede redenen om in die mythe te geloven.
Nee, ik kan er geen woord van geloven.
Hij moet wel dom zijn om zoiets te geloven.
Ik kan niet geloven dat ik dat vergeten ben.
Men gelooft wat men ziet.
Ik kan niet geloven dat ik het gedaan heb.
Waarom denk je dat Tom naar mij zou luisteren?
Ik kan niet geloven dat hij je dat aan zou doen.
Om met zekerheid te geloven, moet men beginnen te twijfelen.
Ik kon mijn oren nauwelijks geloven toen ik het nieuws hoorde.
Ik kan niet geloven dat het al Kerstmis is.
Tom is het soort man dat je kunt vertrouwen.
Iedereen heeft iets nodig om in te geloven.
Ik kan niet geloven dat jij het echt bent.
Ik kan maar niet geloven dat Tom nog vrijgezel is.
Ik kan niet geloven dat je naar sport kijkt.
Ik kon mijn oren nauwelijks geloven toen ik het nieuws hoorde.
Ik kan niet geloven dat ik daaraan zelfs niet gedacht heb.
zou je dan nog steeds bereid zijn om het te geloven en te delen?
Heel veel mensen geloven zelfs niemand meer
Iedereen wil graag geloven dat dromen uit kunnen komen.
Ik kan het niet geloven dat ik dat juist heb gezegd.
Het is moeilijk te geloven dat zij al tachtig is.
Ik kan niet geloven dat je dit in je eentje gedaan hebt.
- Waarom denk je dat ik Kerstmis met Tom wil doorbrengen?
- Waarom denkt u dat ik Kerstmis met Tom wil doorbrengen?
- Waarom denken jullie dat ik Kerstmis met Tom wil doorbrengen?
Geloof me maar gewoon.
Ik kan niet geloven dat je foto's van kakkerlakken maakt.
Ik kan het niet geloven!
Ik kan niet geloven dat je al je geld gaat weggeven.
Tom wilde niet dat de mensen dachten dat hij met Maria sjanste.
Ik kan het niet geloven!
Ik kan niet geloven dat je dit in je eentje gedaan hebt.
Hoe oud was je toen je stopte met geloven in de Kerstman?