Examples of using "Alice" in a sentence and their dutch translations:
Alice glimlachte.
Alice is mijn moeder.
Alice slaapt in mijn kamer.
Alice heeft prachtige benen.
Alice slaapt in haar kamer.
Groen staat Alice goed.
Alica heeft een valling sinds vorige zondag.
"Wiens boeken zijn dit?" "Die zijn van Alice."
Het is Alice die gisteren naar het concert geweest is.
Alice heeft echt bestaan maar Wonderland is een fictief land.