Examples of using "Menossa" in a sentence and their dutch translations:
Ik ga naar de bioscoop.
Ik ga terug.
- Ik ga.
- Ik zal gaan.
- Ga je naar de bioscoop?
- Ga je naar de film?
Ik ga naar het stadscentrum.
Ik ga naar de bank.
We gaan naar de kerk.
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar gaan jullie heen?
We gaan naar het zuiden.
Waar ga je heen?
We gaan vanavond naar de film.
Waar ga je heen?
Waar ga je heen op vakantie?
Waar gaan jullie naartoe?
Mijn moeder is altijd onderweg.
Waar gaan ze heen?
De medische wetenschap gaat altijd vooruit.
Ik ga naar de kerk.
Ga je deze zomer ergens naartoe?
We gaan ervandoor.
Waar ga je deze namiddag naartoe?
Ik ga vanmiddag uit.
Ze gaat.
Ze gaan.
Ik ga een horrorfilm kijken.
- Wanneer ga je naar Europa?
- Wanneer gaat u naar Europa?
- Wanneer gaan jullie naar Europa?
- Ga je morgen naar Noboribetsu?
- Vertrekt u morgen naar Noboribetsu?
De man met wie ze gaat trouwen is een astronaut.
Ik ga nergens heen.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u naartoe?
- Waar gaat u heen?
- Waar gaan jullie heen?
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u heen?
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar ga je naartoe?