Examples of using "Hyvä" in a sentence and their dutch translations:
- Akkoord.
- Oké.
- In orde.
- Okidoki.
- Geweldig.
- Fijn.
- Nou!
- Goed!
- Goed zo.
- Je bent een goede vent.
- U bent een goede mens.
Dat is een goed idee.
- Pak aan!
- Kijk!
- Zie daar!
- Alsjeblieft!
- Dat is een goed gedacht!
- Dat is een goed idee!
Dat is een goed idee.
- Graag gedaan!
- Kom op!
- Alsjeblieft!
- Alstublieft!
- Toe nou!
Brave meid.
Brave meid.
Dat is niet slecht.
Dat is echt goed.
Braaf schaap.
Goede beslissing.
Dat hoor ik graag.
Goede timing!
Geweldige timing!
Dat is een goed idee.
Goeie vraag.
Dat is goed om te weten.
Bedien u.
Goeie vraag.
Goed zo!
Gelieve hier te ondertekenen.
- Welkom!
- Van harte welkom!
Welkom!
- Wilt u zo vriendelijk zijn te gaan zitten?
- Ga zitten alstublieft.
De bakker is een goede mens.
Dat is een goed idee!
- Hemeltjelief!
- Oh mijn God!
Hij is een goeierik.
Ik ben niet goed in sport.
Dat is een goede vondst. Oké.
"Bedankt." "Graag gedaan."
Ik had een goed idee.
Ik ben een goede kok.
Wees cool.
Was het goed?
- Ben je goed in skiën?
- Bent u goed in skiën?
- Zijn jullie goed in skiën?
Dat was goed.
- Ga je gang.
- Ga!
- Gaat uw gang.
- Zeg maar.
- Zing alsjeblieft.
- Zing alstublieft.
Hoe was de film?
Is Tatoeba goed?
- Ga alsjeblieft door.
- Gaat u alstublieft door.
Je bent een goede jongen.
Neem alstublieft hier plaats.
- Schiet alsjeblieft op.
- Schiet alstublieft op.
- Haast u alstublieft!
Tom kan goed met cijfers omgaan.
"Dank je." "Graag gedaan."
"Dank je." "Graag gedaan."
Goede keuze. Hard werken.
Dit was een hele goede keuze.
Dat is een goede vondst. Goed.
Dat voelt goed.
Maar dat was een goede beslissing, met de cactus.
Tom is een goede werker.
Tom kan goed zwemmen.
Hij was een goede koning.
Hij wordt een goede dokter.
Hij is een goede zanger.
- Waar ben jij goed in?
- Waar bent u goed in?
Tom is een goede buur.
Tom is een goede vriend.
Dat was een goede biefstuk.
Het is een goede vraag.
Ga zitten, alsjeblieft.
Dat is een goed plan.
Ze is een goed zwemster.
Ga weg, alstublieft.
Dat is een goede vraag.
Dit is niet goed.
Tom is goed in Frans.
Hij is goed in wat hij doet.
Vader is een goed mens.
Hij is een goede student.
Hij is een goede tennisspeler.
Tom is een goede timmerman.
Dat is een goed begin.
Ik ben geen goede zwemmer.
Gaat u zitten.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
- Hemeltjelief!
- Jezus Christus!
- Wacht hier alstublieft.
- Wacht hier alsjeblieft.
Hangt u uw jas toch op.
Je zou een goede diplomaat zijn.
- Ge hebt een goed geheugen.
- Gij hebt een goed geheugen.
- Je hebt een goed geheugen.
Dat is een goed teken.