Examples of using "Tuo" in a sentence and their dutch translations:
- Dat werkte.
- Dat had gewerkt.
- Onthou dat.
- Vergeet dat niet.
Wat was dat?
- Dit is grappig.
- Dat is grappig.
Maak dat raam schoon.
Dat hielp.
Breng wijn.
Dat doet pijn.
Neem je computer mee.
Breng thee.
Pak dat.
Dat huis is van mij.
Die boom is rood.
Die jongen is slim.
Dat kasteel is mooi.
Wie is die man?
Dat huis is groot.
Dat is een mooie mantel.
Dat is een grote hond.
Googel het.
Die doen we af.
De nacht brengt verlichting.
Dat klinkt eng.
Dat klopt.
Wie is dat?
Dat klinkt fantastisch.
Is dat Tom?
Dat klinkt verschrikkelijk.
Dat smaakt vreselijk.
Dat klinkt geweldig.
Is dat Frans?
Dat is hilarisch.
Dat is Saturnus.
Dat is leuk.
Dat is een vis.
Dat is een hotel.
Dat was goed.
Dat is een kerk.
- Het ziet er goed uit.
- Dat ziet er goed uit.
Dat is stom.
Dat is kapot.
Is dat nieuw?
Dat klinkt leuk.
Het helpt niet.
Dat kind verveelde zich.
Eet het brood!
Hoe is dat gebeurd?
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Die auto is erg duur.
Dat is de bushalte.
De nacht zorgt voor een donkere beschutting.
...bij mijn huis, de boerderij, dat veld...
Die koffie ruikt goed.
Dat is niet leuk.
Van wie is die fiets?
Dat is haar vriend.
Dit polshorloge is veel waard.
Wat voor soort vis is dat?
- Dat zou waar kunnen zijn.
- Dat zou kunnen.
Het is een uitstekende keuze.
Dat komt niet in aanmerking.
Dat zal niet helpen.
Dat boek is oud.
Dat was geen aardbeving.
Deze kamer is rustig.
Wat is dat geluid?
Die man is gevaarlijk.
Dat huis is groot.
Deze stoel is lelijk.
Die fabriek maakt speelgoed.
Dit huis is beroemd.
Deze banaan is rot.
Dat is een goede vraag.
Dit water smaakt lekker.
Deze brochure is gratis.
Dat is echt stom.
Wat is dat lawaai?
Deze thee ruikt lekker.
- Dit shirt moet gestreken worden.
- Dit hemd moet gestreken worden.
- Dit hemd moet worden gestreken.
Dat is een goed begin.
- Wat is dat lawaai?
- Wat is dat geluid?
Die muur is koud.
Dit is geen eiland.
- Dat paard is van Tom.
- Dat is Toms paard.
Is dat mijn tandenborstel?
Is dat mijn mok?
Is dat mijn hoed?
Die vrouw is prachtig.
Dat is haar huis.
- Dat is mijn huis.
- Dit is mijn huis.