Examples of using "Swims" in a sentence and their dutch translations:
Ze zwemt.
Naoko zwemt.
Hij zwemt.
- Hij is aan het zwemmen.
- Hij zwemt.
- Ze is aan het zwemmen.
Ze zwemt goed.
Tom zwemt heel snel.
Hoe snel zij zwemt!
- Tom zwemt beter dan Mary.
- Tom kan beter zwemmen dan Maria.
Tom zwemt.
- De hond van Tom kan goed zwemmen.
- Toms hond kan goed zwemmen.
Tom zwemt net zo goed als Mary.
Hij waait met alle winden mee.
Maria zwemt even snel als Jakobo.
Hij zwemt beter dan ik.
Ze is aan het zwemmen.
Tom zwemt.
Tom zwemt beter dan Mary.
Maria zwemt ongeveer net zo snel als Jack.
Dit zal een van hun laatste zwempartijen samen zijn.
...die wachten tot er een zalm te dicht in de buurt zwemt.
Hij zwemt in de rivier.
- Tom zwemt beter dan Mary.
- Tom kan beter zwemmen dan Maria.
- De jongen is aan het zwemmen met zijn vrienden.
- De jongen is met zijn vrienden aan het zwemmen.
Tom kan goed zwemmen.