Examples of using "Spaniard" in a sentence and their dutch translations:
Magda trouwt met een Spanjaard.
Het is een rasechte Spanjaard.
Magda trouwt met een Spanjaard.
Is jullie vader een Spanjaard?
Ze werd tweemaal aangezien voor een Spanjaard.
- Is je vader een Spanjaard?
- Is jullie vader een Spanjaard?
- Is uw vader een Spanjaard?