Examples of using "Twice" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben twee keer in Kioto geweest.
Twee maal twee is vier.
Ik ben twee keer in Kioto geweest.
- Bel twee keer.
- Laat de bel twee keer rinkelen.
Ik ben tweemaal zo oud als jij.
Ga zonder twijfel!
Een ezel stoot zich geen twee maal aan dezelfde steen.
Tom testte twee keer positief.
- Tom heeft me twee keer geschopt.
- Tom schopte me twee keer.
De telefoon ging twee keer.
Ik ben twee keer in Kioto geweest.
Ik ben tweemaal zo oud als jij.
Je bent twee keer zo sterk als ik.
Tweemaal ben ik in Parijs geweest.
Ik heb hem maar twee keer gezien.
Ik ben twee keer door de bliksem getroffen geworden.
Je bent twee keer zo sterk als ik.
Hij is twee keer zo oud als ik.
Ik ben tweemaal in Londen geweest.
Ik heb "Star Wars" twee keer gezien.
Hij komt hier twee keer per week.
- We moeten in ieder geval twee keer rijden.
- We moeten sowieso twee maal rijden.
Ik ben twee keer in Kioto geweest.
- Ik heb uw leven al tweemaal gered.
- Ik heb jouw leven al tweemaal gered.
Ik ben twee keer naar Amerika geweest.
Ik kijk twee keer per week televisie.
Hij is twee keer zo oud als ik.
Je bent twee keer zo sterk als ik.
Je bent twee keer zo sterk als ik.
Tom verdient dubbel zoveel als ik.
Twee maal twee is vier.
Twee maal twee is vier.
Rivoli, raakte tweemaal gewond en promoveerde tot kolonel.
irriteerde hij Napoleon door tweemaal bevelen te negeren.
Het magazine komt twee keer per maand uit.
Ik poets mijn tanden tweemaal per dag.
Zijn vader eet daar tweemaal per week.
De bijeenkomst heeft twee maal per maand plaats.
- Ik was twee keer in de Verenigde Staten.
- Ik ben tweemaal in de Verenigde Staten geweest.
Hij deed dat niet eenmaal maar tweemaal.
Ik bezoek mijn grootmoeder twee keer per week.
Ze werd tweemaal aangezien voor een Spanjaard.
Hij is twee keer zo oud als ik.
Hij verdient twee keer zoveel als ik.
Ja! Ik heb twee keer op een rij gewonnen!
Ik ben twee keer door de bliksem getroffen geworden.
Tom leert me tweemaal per week Frans.
Ik ben twee keer in Kioto geweest.
Ik was twee keer ambassadeur bij de VN.
Hij is twee keer zo zwaar als zijn vrouw.
Mijn zus heeft twee keer per week pianoles.
Mijn kamer is twee keer groter dan die van hem.
Dat zou het dubbele kosten.
Hij is twee keer zo oud als ik.