Examples of using "Pears" in a sentence and their dutch translations:
Ik eet peren.
Ik eet peren.
Deze peren zijn geweldig.
- Hou je van peren?
- Houdt u van peren?
- Houden jullie van peren?
Ik eet geen peren.
Alice houdt niet van peren.
Peren worden ingeblikt in deze fabriek.
De peren van Korla zijn heel zoet.
- Vraag een iep niet om peren.
- Vraag een olm niet om peren.
Kijk jongens; deze tas zit vol met peren.
Wat Tom en Maria aan het eten waren, waren geen appels. Het waren peren.
John heeft vijf appels. Hij geeft er één aan Maria. Hoeveel peren zitten er nog in de zak?