Examples of using "Marie" in a sentence and their dutch translations:
Maria speelde.
- Marie schilderde.
- Maria schilderde.
Maria niesde.
- Maria leed.
- Maria heeft geleden.
Marie is gegroeid.
Maria zal sterven.
Maria was ziek.
Marie had een tekort aan ideeën.
- Maria heeft haar paraplu verloren.
- Maria is haar paraplu verloren.
Maria danst goed.
Marie Curie was een Poolse en geen Franse.
- Tom onderschatte Mary.
- Tom heeft Mary onderschat.
Zoals Marie Watts totempaal van dekens.
Het was Marie Curie die radium ontdekte.
Maria heeft toegegeven dat ze een prostituee was.
Maria probeerde het schandaal in de doofpot te stoppen.
Maria is waarschijnlijk rijk.
Tom en Marie staan bekend om hun gastvrijheid.
Geïnspireerd door Marie Curie en mijn lokale wetenschapsmuseum
Tom heeft het met Maria uitgemaakt.
Marie en Tom vroegen zich af of het moord of zelfmoord was.