Examples of using "Hotel" in a sentence and their dutch translations:
Dat is een hotel.
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
Er is daar een hotel.
Hij bleef in het hotel.
Hij bleef in het hotel.
Ze is nu in het hotel.
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
Waar is het hotel?
Ik ben in het hotel.
Is dit soms ons hotel?
Dat is een hotel.
Dit hotel is duur.
Ze is nu in het hotel.
Ik wil graag een hotelreservering.
Het hotel was in zicht.
Het hotel is daar beneden.
Uiteindelijk bereikte hij het hotel.
Ze is nu in het hotel.
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
- Kunt u mij een hotel aanbevelen?
- Kan u mij een hotel aanraden?
Mijn oom runt een hotel.
Tom annuleerde zijn hotelreservatie.
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
Ik woon in een hotel.
Ons hotel ligt naast de kust.
Hij bleef in het hotel.
Ik woon in dit hotel.
Tom kwam aan in het hotel.
Ik kom naar het hotel.
Mag ik een ander hotel aanbevelen?
Het hotel ligt tegenover het meer.
Tom was niet in het hotel.
Ik ben op zoek naar een goed hotel.
Ik wil graag een hotelreservering.
We kozen een hotel dicht bij de musea.
Neem een taxi naar het hotel.
Het hotel staat op een berg.
Hoe kan ik het hotel bereiken?
Zitten we in hetzelfde hotel?
Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
Waarom bevalt dit hotel Tom niet?
Bent u tevreden over het hotel?
Dit hotel heeft gratis wifi.
Hoe heet je hotel?
Ik kan een goed hotel aanbevelen.
Zit jij in dit hotel?
Is het hotel ver van hier?
Ik ben op zoek naar het Hilton Hotel.
Het hotel zit vol buitenlanders.
Wij reden terug naar het hotel.
Heeft dit hotel een sauna?
- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
Ze liep terug naar haar hotel.
We verblijven in het Hilton Hotel.
In dat hotel heerst een gezellige atmosfeer.
Hij moet een hotel vinden.
- Vroeger was hier ergens een hotel.
- Hier ongeveer stond vroeger een hotel.
Ik heb liever een hotel bij de luchthaven.
Ligt het hotel dicht bij het vliegveld?
Zij hebben een kamer in het Hotel Imperial.
Tom heeft een reservering bij dit hotel.
Hij en ik verbleven in het hotel.
We kozen een hotel dicht bij de musea.
Breng me alstublieft naar het Grand Hotel.
Het is het beste hotel in deze stad.
Ik wil naar een hotel toe gaan.