Examples of using "Hobby" in a sentence and their dutch translations:
- Wat is je hobby?
- Wat is uw hobby?
- Wat hebt u voor hobby?
- Wat is uw hobby?
Mijn hobby is lezen.
Mijn hobby is koken.
Maar ik had een hobby: zingen.
Hun hobby is vissen.
Mijn hobby is vissen.
Iedereen heeft een hobby nodig.
Haar hobby is bodybuilding.
Tennis is haar hobby.
Mijn hobby is skiƫn.
- Lezen is mijn stokpaardje.
- Mijn hobby is lezen.
Ik heb een hobby nodig.
Godsdienst is zijn hobby.
Je hebt een hobby nodig.
Mijn hobby is stripboeken lezen.
Mijn hobby is golfen.
- Hebt ge een hobby?
- Heb je een hobby?
Mijn hobby is koken.
Astronomie is een dure hobby.
Mijn hobby is mijn aquarium.
Programmeertalen zijn zijn hobby.
Mijn hobby is lezen.
Mijn hobby is munten verzamelen.
- Mijn hobby is fotograferen.
- Mijn hobby is foto's maken.
Boeken lezen is mijn hobby.
Ik heb een nieuwe hobby nodig.
Tom heeft een nieuwe hobby.
Is je hobby tijdrovend?
Mijn hobby is postzegels verzamelen.
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Mijn hobby is lezen.
Mijn vader heeft als hobby het kweken van rozen.
Ik leer talen als hobby.
Mijn hobby is modelvliegtuigjes bouwen.
Mijn hobby is het verzamelen van oude flessen.
Haar enige hobby is het verzamelen van postzegels.
Mijn hobby is gitaar spelen.
Heb je een hobby, Tom?
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Haar hobby is het verzamelen van oude munten.
Heb je een hobby? Schilderen, bijvoorbeeld?
- Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.
- Mijn hobby is foto's van wilde bloemen nemen.
- Talen studeren is mijn grootste interesse en hobby.
- Talen bestuderen is mijn grootste interesse en hobby.
Het is belangrijk je eigen hobby te hebben.
Als men geen hobby heeft, kan het leven eenzaam zijn.
Als hobby reis ik graag naar plekken in binnen- en buitenland waar ik niet eerder ben geweest.