Translation of "Could" in Dutch

0.013 sec.

Examples of using "Could" in a sentence and their dutch translations:

Could be.

- Dat zal wel.
- Het zou kunnen.
- 't Is best mogelijk.
- Het zal best.
- Het kan zijn.

- How could that happen?
- How could this have happened?
- How could this happen?

Hoe kon dat gebeuren?

- I wish I could.
- I wish I could!

Ik wou dat ik het kon.

He could pass the examination, could not he?

Hij zou voor het examen kunnen slagen, toch?

- How could that happen?
- How could this happen?

Hoe kon dat gebeuren?

- This could spell disaster.
- This could be disastrous.

Dit zou rampzalig kunnen zijn.

I could learn.

kon ik leren.

Anything could happen.

Er kan van alles gebeuren.

Could you help?

Zou je me kunnen helpen?

Could this help?

Zou het kunnen helpen?

How could you?

Hoe kon je?

- Could be.
- Maybe.

- Wellicht.
- Het kan zijn.

Could we sit?

- Kunnen we gaan zitten?
- Mogen we zitten?

Could you elaborate?

- Kunt u dit nader toelichten?
- Kun je dit nader toelichten?
- Kunnen jullie dit nader toelichten?

I could walk.

- Ik zou kunnen lopen.
- Ik zou kunnen wandelen.

- What could you have done?
- What could you do?

Wat zou je kunnen hebben gedaan?

- How could that happen?
- How could this have happened?

Hoe kon dat gebeuren?

- We did all we could.
- We did everything we could.
- We did all we could do.
- We've done all that we could.
- We've done everything we could.

We hebben alles gedaan wat we konden.

- Tom did all that he could.
- Tom did all he could.
- Tom did everything he could.
- Tom did all he could do.

Tom heeft gedaan wat hij kon doen.

- Could you just please hurry?
- Could you please just hurry?

- Kun je je gewoon alsjeblieft haasten?
- Kunt u zich gewoon alstublieft haasten?

- Could you make the salad?
- Could you prepare the salad?

Zou jij de salade willen maken?

- Could I borrow your money?
- Could I borrow some money?

- Mag ik wat geld lenen?
- Zou ik wat geld kunnen lenen?

- Could you say that again?
- Please repeat.
- Could you repeat?

Nog een keer alstublieft.

Could you tell me where I could find a hotel?

Kunt u mij zeggen waar er een hotel is?

Which could be you.

En jij zou dat voorbeeld kunnen zijn.

I could barely breathe.

dat ik nauwelijks kon ademhalen.

...he could kill them.

...kan hij ze doden.

How could I resist?

Hoe kan ik weerstaan?

He could speak French.

Hij kon Frans spreken.

Betty could sing better.

- Betty kon beter zingen.
- Betty zou beter kunnen zingen.

He could do it.

Hij zou het kunnen.

Could we meet again?

Kunnen we elkaar nog eens ontmoeten?

Could you repeat that?

- Zou je dat kunnen herhalen?
- Zou u dat kunnen herhalen?
- Zouden jullie dat kunnen herhalen?

How could that happen?

Hoe kon dat gebeuren?

What could go wrong?

Wat kan er nou misgaan?

Where could she be?

Waar zou ze kunnen zijn?

It could be fatal.

Het zou fataal kunnen worden.

It could be fun.

Het zal leuk kunnen zijn.

I could hear everything.

Ik kon alles horen.

You could help us.

U zou ons kunnen helpen.

You could help me.

Je zou me kunnen helpen.

It could be coincidence.

Het zou toeval kunnen zijn.

What could it be?

Wat zou het kunnen zijn?

It could be expensive.

- Het kan duur zijn.
- Het zou duur kunnen zijn.

Nobody could believe it.

Niemand kon het geloven.

Maybe we could collaborate.

We kunnen misschien samenwerken.

Maybe Tom could help.

- Misschien kan Tom helpen.
- Tom kan misschien helpen.

I could live anywhere.

Ik zou eender waar kunnen wonen.

I could finally sleep.

Ik kon eindelijk slapen.

Could you do it?

- Zou je het kunnen doen?
- Zou jij het kunnen doen?

It could be anyone.

- Het kon iedereen zijn.
- Het kan iedereen zijn.
- Het kan eender wie zijn.

He could barely speak.

Hij kon nauwelijks spreken.

Could you forgive me?

Kun je me vergeven?

Could you help me?

Kunt u me helpen?

It could be true.

Het zou waar kunnen zijn.

You could have drowned.

Je had kunnen verdrinken!

It could be deadly.

Het zou levensgevaarlijk kunnen zijn.

Tom could be lost.

Tom kan verdwaald zijn.

Tom could be insecure.

Tom zou onzeker kunnen zijn.

Tom could be depressed.

Tom zou depressief kunnen zijn.

Tom could be desperate.

Tom zou wanhopig kunnen zijn.

Could you hurry, please?

Kun je alsjeblieft opschieten.

It could be anything.

Het kan van alles zijn.

Tom could help us.

Tom zou ons kunnen helpen.

Could I help you?

Kan ik je helpen?

It could get difficult.

Het kan moeilijk worden.

Could you turn around?

- Kun je je even omdraaien?
- Kunt u zich even omdraaien?
- Kunnen jullie je even omdraaien?

Tom could get injured.

Tom zou gewond kunnen raken.

- Tom said I could stay.
- Tom said that I could stay.

Tom zei dat ik kon blijven.

- I could live peacefully here.
- We could live in peace here.

Ik zou hier in vrede kunnen leven.

- I guess I could try.
- I guess that I could try.

Misschien kan ik proberen.

- Could you do me a favour please?
- Could you do me a favor?
- Could you do me a favour?

Zou je me alsjeblieft een plezier kunnen doen?