Examples of using "Camel" in a sentence and their dutch translations:
- Dit is Toms kameel.
- Dit is de kameel van Tom.
Ze reed op een kameel.
Tom reed op een kameel.
Layla reed op Sami's kameel.
Sami reed op een kameel.
Sami stopte zijn kameel.
Sami's kameel is enorm.
Sami's kameel is prachtig.
- Sami heeft zijn kameel gedood.
- Sami doodde zijn kameel.
Layla kon geen kameel berijden.
Sami liet de kameel stoppen.
Sami heeft een enorme kameel.
Sami noemde zijn kameel "Farid."
Sami viel van zijn kameel.
De Toearegs hebben de kameel gevild.
Layla werd gebeten door een kameel.
Sami wilde op een kameel rijden.
Sami werd door een kameel gebeten.
Sami nam foto's van zijn kameel.
Deze borstel is gemaakt van kamelenhaar.
Hij weet hoe hij een kameel moet berijden.
- Alleen een kameel kan zulke voetafdrukken achterlaten.
- Alleen een kameel kan zulke voetafdrukken maken.
Deze kameel is zo tam dat iedereen erop kan rijden.
Een kameel is, zogezegd, een schip in de woestijn.
Zie je die wolk daarginds die haast op een kameel lijkt?
"Kan je dit dier identificeren?" "Natuurlijk, het is een kameel!" "Verkeerd! Een dromedaris!"
...en wint een kameelspin van een adelaar die net zo statig als dodelijk is?
Het is niet moeilijk om kamelen te onderscheiden van dromedarissen, want terwijl de dromedaris maar één bult heeft, heeft de kameel er twee.